Vriend en vijand is een relatief begrip en het is moeilijk mensen erin te typeren. Vriend of vijand, moeilijk in te schatten. Zo denk je voor iemand door het vuur te gaan, zo laten diezelfde 'vrienden' je achter op een onbewoond eiland om samen met een hoop palmbomen weg te rotten. Gelukkig ben ik Captine Jack Sparrow en ik ben van dat eiland afgekomen. Sommige zweren dat ik kan vliegen andere zoeken het antwoord makkelijker op en zeggen dat ik geluk heb gehad. De echte waarheid is, zeeschildpadden! Maar dat is een heel ander verhaal dat ik je vast nog een keer zal vertellen…
Terug op de vijand, of de vriend. Of de vijandelijke vriend, of vriendelijke vijand. Ja, vooral voor die laatste moet je verschrikkelijk uitkijken. Vooral als je het zo omhoog bent geschopt als ik! Door schade en schande ben ik wijs geworden, neem dat van mij aan! Ieder speelt het spelletje voor zichzelf, zeker op zee. En waar veel ratten tegelijk zijn, gaat gehaaid iets mis. Want teveel ratten bij elkaar wordt een moordkuil. Dus kijk goed uit met welke rat je mee in't schip gaat!
.-.-.Hoofdstuk 4.-.-.
- Geradbraakt de eerste dag overleven-
Jack werd wakker toen hij handen in zijn zakken voelde graaien. In een tel was hij wakker en gaf de dief een duw. Twee getinte kleine jongetjes vielen naar achteren en gaven een gilletje. Een andere jongen, donker en zwaar vermagert, begon in een vreemde taal tegen hem te vloeken en greep heb bij de kraag. Jack was hier niet zo van gediend en zetten het op een brullen en probeerde zich los te trappen.
Al gauw werd het hele schip wakker.
Peuters van nog geen drie jaar begonnen te huilen, vrouwen met baby's op hun schouder probeerde de kleintjes te troosten. Schuwe meisjes zaten in groepjes bij elkaar en keken zwijgend toe. Mannen vol met littekens ontwaakte maar zeiden niets. Jongens van zijn leeftijd staarde slechts doods voor zich uit. Er zaten vele verschillende culturen, van donker tot licht. Het was duidelijk dat iedereen last had van de twee vechtende jongens. Maar niemand zei wat, stond op en gaf ze een oorvijg.
Jack was op het moment te druk bezig om zich daarover te verwonderen.
Ook Sid, Tony en Charlie waren wakker geworden en sprongen meteen op om hun vriend te hulp te schieten.
Met de drie dreigende jongens voor zich liet de magere jongen Jack los. Hij staarde naar Jack en wees van zijn ogen naar Jack's. 'Ik hou je in de gaten.'
Het werd weer stil in het ruim. De jongens merkte de boze blikken van hun medegevangene op. De jongen die Jack even ervoor tegen de want had aangedrukt was bij een paar andere jongens zitten en begonnen te fluisteren in een taal die Jack niet kon verstaan.
Maar Jack had het te druk met blijven staan en zag de dreigende blikken niet.
Duizelig knipperde hij met zijn ogen. Hij schoof naar de want van het schip. Door een gat klotste om de zoveel tijd een plens zout zeewater. Jack keek geschrokken door het gat en zag niets dan zee.
Beverig stond de jongen op en bleef tegen de wand leunen en probeerde rustig te ademen.
Het schip ging heen en weer, deinend over de golven. Heen en weer, heen en weer.
Jack had nog nooit op volle zee gevaren en kreunde.
Snel werd hij door een sterke hand bij het gat weggetrokken en onder het protesteerde geschreeuw van zijn vrienden door het ruim getrokken. Jack voelden zijn maag draaien en werd net op tijd in een hoek gezet die al meerdere mensen voor hem hadden gebruikt.
Hij kreunde en veegde zijn mond af. Ziek als een hond keek hij wazig achter zich. Een reus van een vent snoof en liep weer weg. Ongelukkig kroop Jack bij de hoek vandaan om niet langer boven de lucht van braaksel te hoeven hangen.
Sid hielp de zieke jongen overeind.
"Nooit geweten dat varen zo ranzig was." Zei Jack kleintjes. Sid kon er wel om lachen en trok Jack mee naar Tony en Charlie die een klein leeg plekje tegen een balk hadden gevonden. Het lekte er, maar zo waren ze een beetje afgeschermd van de mensen om hen heen.
Somber keken de jongens voor zich uit.
"Wat doen we nu?" Vroeg Charlie.
"Wachten." Antwoorden Sid. "We hebben niet veel keus." De jongen krabde op zijn hoofd en streek zijn haar uit zijn gezicht.
Jack keek naar de jongen en knikte. De hoop zonk hem in de schoenen. Hij zat gevangen als een rat. Met allerlei vreemde mensen die hem alleen maar vijandig aankeken. Tony en Charlie keken ook even treurig en wisten ook hoe slecht ze ervoor stonden.
Toch leek Sid er nog het optimistisch onder, zijn houding was niet zo ingetogen en zijn ogen hadden hun brutale glinstering nog niet verloren.
Het groepje jongens viel stil. Jack keek naar zijn medegevangenen. Een klein donker meisje zat alleen in een hoek een stukken stof aan elkaar te naaien met een naald gemaakt van een vissengraad. Moeders verzorgde hun baby's. Mannen speelden een spelletje met gekleurde steentjes en schelpen. Wat kinderen slenterde door het ruim en speelde een spelletje. Het was opvallen dat de aantal culturen vrijwel met elkaar opgingen. Jack had altijd gedacht dat alleen zwarte slaven waren, maar hier zaten mensen van allerlei nationaliteiten. Toen hij erop ging letten hoorden hij hier en daar een mondje Spaans, Turks, Portugees en Frans. Hij kon ze niet verstaan, maar herkende de klanken door al zijn tochten door de haven.
Er klonk gemorrel aan de deur, geknars van het slot. Iedereen keek op. De deur ging open en wazig licht kwam naar binnen.
Een vrij kleine man kwam naar binnen. Hij had een dikke ronde buik en leek een beetje op een tonnetje. Hij had een wilde baard en snor, valse oogjes en een dikke neus die Jack aan een aardappel deed denken.
"OPSTAAN! OPSTAAN IEDEREEN!" Schreeuwde het mannetje in zeven talen alsof hij waren stond aan te prijzen op de markt. "IEDEREEN OPSCHIETEN! LOPEN! LOPEN!"
Iedereen stond op, de jongens werden in het gedrang meegetrokken.
"SID?!" Riep Jack toen hij merkte dat hij de jongens uit het oog was verloren. Een hand greep zijn schouder vast en opgelucht keek hij om. Maar het was niet Sid, of Tony, of Charlie. Het was de jongen waar hij aan het begin van de dag ruzie mee had staan maken.
De jongen zei iets en wees op zijn ketting die onder zijn shirt vandaan kwam. Jack volgde zijn blik en greep de ketting vast. Als dat rotjoch dacht dat hij zijn ketting kon stelen was hij bij het verkeerde adres!
Weer riep de jongen wat en trok Jack dichterbij. Hij wees van Jacks vuist waar hij de ketting stevig in vast had naar Jack's mond. Dat gebaar maakte hij nog een paar keer, zei iets op drukke dwingende toon en probeerde Jack's hand nog te grijpen. Toen gaf hij het schouderophalend op en verdween in de mensenmassa.
"DOORLOPEN ZEEHONDEN! WE HEBBEN NIET DE HELE DAG!" Brulde het gedrongen mannetje met het geluid van een misthoorn. Jack zorgde dat hij in het midden van de massa bleef, mensen die niet snel genoeg liepen werden getrapt of kregen een klap.
'Wat moest die jongen nou?' Dacht Jack haastig terwijl ze door dezelfde gang naar boven liepen als die nacht ervoor.
Een meisje voor hem struikelde en werd door een van de mannen aan de kant getrokken, hij keek haar aan en grijnsde. Hij miste vier voortanden. Het kind krijste, maar werd hardhandig beetgegrepen. De bruut keek haar onderzoeken aan en rukte haar armbandje van haar nek. Het meisje keek verloren toe en werd toen de meuten weer ingeduwd. Jack keek toe hoe het meisje snikken verder liep en haar gezicht begroef in haar handen.
Nu snapte Jack wat de vreemde jongen bedoelde. Verwilderd keek hij rond of niemand op hem letten en stopte zijn ring onder zijn tong.
Angst was bijna om hem heen te ruiken. Jack probeerde zo rustig mogelijk de trap op te lopen, zijn knieën deden pijn en elke stap de trap op koste hem veel kracht.
Ieder werd in rijen neergezet, de nieuwe versus de oudere. Jack zag tot zijn ongenoegen dat de jongen Kaspar, die hij maar al te goed kenden van thuis, ook op het schip was. Die jongen had hem vaak het leven zuur gemaakt en meer dan eens had hij moeten rennen voor zijn leven als Kaspar met een paar maten achter hem aan zat. Hij kon de jongen wel schieten.
Maar diezelfde pestkop stond nu bevend naar zijn voeten te staren.
Ieder werd geïnspecteerd. Het tonnetje met een stem als een viswijf bekeek hem van top tot teen. Hij keek hem gemeen aan. "Trek je leren uit en je schoenen. Je krijgt nieuwe!" En hij grijnsde gemeen.
Normaalgesproken had Jack de man uitgescholden. Maar dit keer knikte hij slechts, hij wilden niet in nog diepere problemen komen en had de ring in zijn mond. Die wilden hij hoe dan ook houden.
Net als de andere mannen,vrouwen, jongens en meisjes begon hij zich uit te kleden. Een paar jongen vrouwen protesteerde maar werden hard in het gezicht geslagen en vervolgens uitgelachen. Jack voelde hete woeden door zijn lijf koken, maar hield zich doodstil, beet op zijn lip en schopte zijn schoenen uit.
De kleren werden opgehaald en op een hoop gegooid. Naakt stond hij op het dek te midden van nog eens honderden anderen.
Een paar onbekende mannen kwamen ten tonelen met emmers koud zeewater. De Bruut, de man die de armband had gestolen van het meisje begon met Jack's rij. Één voor één werd een emmer over het hoofd van een medegevangene gegooid. Na tien personen was Jack aan de beurt en kreeg liters ijskoud zout zeewater over zich heen. Meteen was hij klaarwakker en moest moeite doen om geen gil van schrik te geven. Het water was echt ijs en ijskoud en meteen begon hij te trillen en sloeg zijn armen over elkaar.
De Bruut knikte goedkeuren omdat Jack zo braaf deed wat hem gezegd werd en drukte hem een groezelig hemt en een eens witte broek in de handen. Schoenen kreeg Jack niet, net als de rest van de andere gevangenen. Maar ag, het was beter dan niets en dat wist Jack maar al te best. Hij zag de sadisten er wel vooraan hem naak terug het ruim in te sturen.
Kokend van woeden trok Jack snel zijn nieuwe kleren aan. Ze plakte tegen zijn zoute huid en de broek was te groot, die moest hij vasthouden.
De rijen werden afgewerkt en Jack herkende spoedig het gezicht van zijn kameraden in een andere rij. Sid keek bij het inleveren van zijn kleren alsof hij de man voor zich kon omleggen. Geen wonder, het was Marlow de Verrader. Marlow grijnsde.
"Wat kijk je, vuil stuk vreten!" Spuugde Marlow in Sid's gezicht. Die wist wel beter dan te antwoorden en zei niets.
"Ik stelde je een vraag, schurftige hond!" Zei Marlow op kille toon. Toen Sid weer niets zei hief hij zijn arm. De klap was over het hele schip te horen en het werd stil. Sid hapte verrast naar adem en wankelde op zijn benen. Jack voelde de klap praktisch op zijn wangen en keek snel weg.
"Dat zal jullie leren, zeetuig!" Gromde Marlow en liet een verschoten shirt en broek, die verrassend veel op Jack's kledij leek, voor Sid op de grond vallen.
Het was stil op het schip, tot de scheepstoeter weer begon te schreeuwen.
"JULLIE, NAAR LINKS! JULLIE NAAR RECHTS!" De rijen werden opnieuw verdeeld. Dit keer ging het op leeftijd. Kinderen werden huilend van hun moeder gescheiden en met een trap na naar het luik gestuurd. Jack keek hopeloos toe hoe chaotisch de mensenmassa hun hok terug in werd gecommandeerd. Weer was hij zijn vriend uit het oog verloren, hij keek van links naar rechts en werd steeds door haastige voeten aan de kant geschopt. Hij vocht om niet weer door de stroom te worden meegevoerd en greep de reling vast.
Hij staarde naar het diepe water. Hij kon redelijk zwemmen. Als hij nu sprong, dan, dan… Hoe diep zou het zijn? Het leek wel een diep zwart gat.
"HEY JIJ DAAR!" De schreeuwlelijk had Jack zien staren naar het diepe water. "Je was toch niet van plan te ontsnappen heh?!"
Jack begon meteen heftig nee te schudden en angstig staarde hij naar de ongure man voor zich.
"Heb je je tong soms verloren?!" Gromde die. Weer knikte Jack van nee. De angst werd steeds groter.
"NOU sta daar dan niet zo stom! Loop door!" Met een harde duw werd Jack in de richting van het luik geduwd. Met een smak viel hij tegen iemand aan en viel achterover.
"AUW!" Riep hij hard toen zijn wang het hout raakte. De ring viel uit zijn mond en rolde onder de voeten van de brulboei door.
"RAT! WAAREN ACHTERHOUDEN HEH?!" Brulden die en trok Jack bij zijn haar op.
De jongen begon te krijsen van de pijn en probeerde zich los te worstelen.
"Laat me los duivelsdienaar!" Gilden Jack van de pijn.
En dat kwam hem duur te staan. Toen de slaven eenmaal benedendeks waren gebracht werd het Jack erg snel duidelijk wat er gebeurden met verkoopwaar dat zich niet aan de regels hielden.
De schreeuwer trok Jack mee naar de kapiteinshut en roffelde op de deur. Die ging langzaam open en Adrïas hinkte het licht in.
"Señor Torrez, vanwaar het genoegen van uw o zo vrolijke persoonlijkheid?" Vroeg de manke toen hij het rode hoofd van de schreeuwer zag.
"Deze schooier hield zich niet aan de regels!" Sprak señor Torrez op verhitte toon en trok Jack aan zijn haar het gesprek in.
"Hmm, dat is niet zo mooi." Bromde Adrïas, zijn vrolijke manier van praten was verdwenen als sneeuw voor de zon. "Dat is zeer zeker niet zo mooi, Jack, Jack Sparrow!" Hij kneep zijn ogen tot spleetjes.
"SPARROW?!" Schreeuwde señor Torrez.
Adrïas rolde met zijn ogen. "Toeval ben ik zeker beste vrind, toevallige toevalligheid van elke spreeuw is er een tweede, net als meeuwen, albatrossen en meerkatten."
"Meerkatten?" Señor Torrez keek zijn kapitein niet begrijpen aan.
Die hief zijn wenkbrauw. "Slechts een uitdrukking, Torrez. Welnu terugkomend op ons probleem in de eerste plaats…" Hij wees op Jack die van de kapitein naar de schreeuwer keek.
"Zeven zweepslagen, Mozes wet." Zei de kapitein achterloos en sloot de deur weer.
"Ai." Mopperde Señor Torrez. Hij trok Jacks hoofd omhoog. "Je hebt geluk miezerig onderkruipsel!" Hij drukte Jack op zijn knieën en trok zijn shirt uit.
De jongen liet zich de vernedering ondergaan. Hij kneep zijn ogen stijf dicht en slikte zijn tranen in. Hij zou hier niet huilen. Nu niet, nooit niet! Hij was bijna een man! Hij mocht zich niet laten kennen!
Maar die gedachten vervlogen op het moment dat het buigbare leer op zijn jonge rug kletste. Een kreet van pijn ontvluchte zijn keel en hij drukte zich op de grond om zichzelf zo klein mogelijk te maken. Ruw werd hij weer in dezelfde positie getrokken en snel volgde de tweede zwiep op zijn schouders. Hij schokte en voelden de tranen even hard vloeien als het bloed op zijn rug. Weer een slag, weer een kreet het leek alsof zijn huid van zijn schouders werd getrokken. Hij zakte weer naar voren maar werd bij zijn haren rechtgetrokken. Hij begon te huilen en kon wel schreeuwen om zijn moeder.
Na nog een slag stopte het. Zijn korte haar werd losgelaten en hij landen met een doffe dreun op het harde hout. Zijn ogen prikte, zijn wang was geschaafd zijn rug voelde alsof die volledig openlag.
Half bij bewustzijn voelden Jack dat hij werd opgepakt bij zijn bovenarmen door twee mannen. Hij dacht even het grimmige gezicht van Marlow te zien, maar wist het niet meer zeker. Hij kwam pas bij toen hij met een harde smak in het ruim landen.
Daar zag hij een paar vragende gezichten die hoog boven hem leken te draaien. Vreemde klanken klonken hem in de oren. Ze leken bezorgd. Maar Jack wist het niet zeker en langzaam werden de stemmen zachter en verdwenen de gezichten in duister zwart.
.-.-.
Tré tragisch. Just the way I like it.Ik probeer een zo realistisch mogelijk verhaal op poten te zetten, geen doekjes ergens om heen.
Hopelijk tot de volgende keer,
X Nuky.